De ontwikkeling
van uw kind
2.1 Algemeen
Leren doen we ons leven lang, alleen en samen met anderen. We leren van onze omgeving en we zoeken onze eigen manieren om te leren. Leren is een actief proces, want we vergroten zelf de kennis over de wereld om ons heen. De maatschappij van nu en morgen vraagt mensen die creatief kunnen denken, zelfstandig en in teamverband kunnen werken en die nieuwe media kunnen gebruiken. Leren is doen. Je moet met de kinderen meedenken en niet voor ze denken. Een belangrijke voorwaarde voor leren is wel dat leren voor de leerling betekenisvol is. Nieuwe kennis moet passen bij bestaande kennis en liefst toepasbaar zijn in het leven van de kinderen. Op deze manier heeft leren een doel en zijn kinderen betrokken bij hun ontwikkeling. Leren doe je met hoofd, hart en handen. Leren doe je niet alleen binnen de muren van het IKC. We halen dan ook regelmatig de buitenwereld naar binnen of we trekken er zelf op uit. Dit alles vraagt om verschillende vaardigheden van leerkrachten, pedagogisch medewerkers en leidsters. Zij begeleiden de kinderen, luisteren naar hen, helpen problemen op te lossen en dragen kennis en vaardigheden aan. Ieder kind leert echter wel naar eigen vermogen, in zijn eigen tempo en op eigen wijze. IKC Binnenstebuiten is een plek waar de kinderen zich prettig, veilig en geborgen voelen en waar ze met plezier naar toe gaan. Onder deze voorwaarden ontwikkelt een kind zich optimaal. In ons totale aanbod streven we ernaar om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de kinderen. Kortom, ons aanbod is ontwikkelingsgericht.
2.2 Ontwikkelingsgericht onderwijs
De relatie tussen de samenleving enerzijds en de totale ontwikkeling anderzijds staat centraal binnen Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO). Dat is te merken aan de manier waarop er wordt gewerkt met de kinderen. Omdat het onderwijs kinderen moet voorbereiden op deelname aan de samenleving, vinden wij het belangrijk dat alle medewerkers aandacht besteden aan vragen die kinderen stellen en gebruik maken van de natuurlijke nieuwsgierigheid die de kinderen hebben naar de wereld om zich heen.
Baby’s leren via contactspel de ander en hun omgeving kennen. Peuters en kleuters spelen om te experimenteren, te onderzoeken, te maken, te ervaren wat het is om samen te zijn, te praten en te denken met elkaar. In spel ontwikkelen jonge kinderen zich optimaal. Voor kinderen ligt de wereld open en door onderzoek leren de kinderen de wereld kennen. Binnen het IKC is er van 0 – 13 jaar sprake van een doorgaande lijn voor wat betreft de uitgangspunten van het ontwikkelingsgericht onderwijs.
2.2.1 Spelen en ontwikkelen met Startblokken
Jonge kinderen leren door kijken en imiteren, door uitproberen en ontdekken, door herhaling en rituelen en door meehelpen en meedoen. Het stimuleren van spel is een belangrijke taak van de pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerker schept de voorwaarden voor spel, grijpt en creëert kansen en geeft woorden aan de ervaringen van kinderen.
Op IKC Binnenstebuiten werken we met het ontwikkelingsgerichte VVE–programma Startblokken van Basisontwikkeling om de ontwikkeling van kinderen optimaal te stimuleren. Jonge kinderen willen graag groot zijn en bij de ‘grote-mensen-wereld’ horen. Vanuit die motivatie wordt hun ontwikkeling en leerproces gestimuleerd.
Bij Startblokken staan drie belangrijke aspecten centraal:
1. Spelactiviteiten
2. Taalontwikkeling
3. Thematisch werken
In hun spel imiteren kinderen de werkelijkheid en ontplooien zij activiteiten aan de hand van thema’s. Ze worden uitgenodigd om te experimenteren, te ontdekken en krijgen daarvoor passende materialen aangereikt. De pedagogisch medewerker speelt mee, brengt onder woorden wat kinderen willen en denken, en leert hen spelenderwijs nieuwe begrippen en woorden aan. Doelstelling is om zo elke dag tot een betekenisvol aanbod te komen.
2.2.2 Basisontwikkeling in de onderbouw
In Basisontwikkeling staat de spelactiviteit centraal. Uitgaande van de Vygotskiaanse ontwikkelings- en onderwijstheorie zijn we ervan overtuigd dat activiteiten met een spelkarakter de beste mogelijkheden bieden om ontwikkeling en leren doelbewust te ondersteunen. Basisontwikkeling biedt een methodiek met handreikingen voor een pedagogische relatie met kinderen, het opbouwen van een rijke omgeving, een aanbod met betekenisvolle kernactiviteiten voor de begeleiding daarvan. Als leerkracht laat je je natuurlijk inspireren door voorstellen en praktijkverhalen in allerlei bronnen. Maar je bepaalt zelf het thema en je maakt zelf plannen voor activiteiten. Echter, altijd met inbreng van de kinderen. Je zoekt naar de betekenissen van de kinderen, naar hun interesses en naar de ervaringen waar zij al over beschikken. Op basis daarvan stel je de plannen voortdurend bij. Basisontwikkeling is zodoende een half open plan dat leerkrachten uitnodigt en helpt om hun eigen plannen te maken. Je betrekt kinderen daarin om hun betrokkenheid te vergroten en activiteiten betekenis te geven. Bovendien bevorder je op deze manier dat kinderen tot eigen initiatieven komen een eigen aandeel in leerprocessen leren nemen. En dat alles al in de onderbouw, in de context van het spel.
2.2.3 Ontwikkelingsgericht onderwijs in de bovenbouw
Deze onderwijsvisie legt de nadruk op de ontwikkeling van de persoonlijke identiteit van kinderen. Bij ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) is het van belang dat kinderen uitstijgen boven hun huidige niveau, naar de zone van naaste ontwikkeling. De inspirator van deze visie op onderwijs is Frea Janssen-Vos. Zij onderbouwt de waarde van onderwijs aan het kind met de leerpsychologie van Lev Vygotsky. De doelstelling van OGO is het stimuleren van kinderen om hun volledige persoonlijkheid te ontwikkelen. De onderzoeksactiviteit is in de bovenbouw de ‘leidende activiteit’, precies zoals de spelactiviteit dat is voor de onderbouw. Dat wil zeggen dat leerlingen de noodzakelijke kennis, inzichten en vaardigheden in en vanuit onderzoeksactiviteiten leren.
Leeractiviteiten met een onderzoek karakter geven leerlingen kansen om tot betekenisvol leren te komen. Betekenisvol omdat ze daarin op eigen wijze kunnen handelen; ze kunnen kwijt wat ze al weten en wat ze er van vinden. Ze komen ook betekenissen tegen die anderen inbrengen: leerlingen, leerkrachten, gasten in de groep of schrijvers van boeken of krantenartikelen. Ze ontdekken de grenzen van hun eigen kennis en ervaringen, en bouwen - samen met die anderen - gedeelde betekenissen en gezamenlijk aanvaarde kennis op. Er is bijvoorbeeld, naast vaste regels waar alle deelnemers zich aan houden, ruimte en vrijheid voor de leerlingen. Het onderzoek wordt interessant doordat iedere leerling er eigen vragen en oplossingsrichtingen in kwijt kan. En de deelnemers blijven betrokken doordat zij steeds nieuwe keuzes tegenkomen waar zij creatief en productief mee kunnen omgaan. In onderzoeksactiviteiten komen op deze wijze twee ontwikkelingslijnen samen. De leerlingen leren op een betekenisvolle manier noodzakelijke kennis en vaardigheden, en tegelijkertijd ontwikkelen ze zichzelf als persoon: ze gaan meedoen aan gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en leren daarin verantwoordelijkheid te nemen voor een optimale deelname. Tenslotte hecht OGO grote waarde aan reflecteren en observeren. Door middel van observatie zoekt de leerkracht wat de leerlingen zelf willen en al (bijna) kunnen. Daar stemt de leerkracht het onderwijsaanbod op af. Vervolgens reflecteert hij/zij of het zo goed is. Op basis van de reflectie past de leerkracht het aanbod van activiteiten weer aan. Wij vinden ook het groepsproces belangrijk. Kinderen leren door samen te werken. Om die reden is het weer van belang te zorgen voor een goede sfeer op school. Kinderen moeten zich veilig en gewaardeerd voelen. Dan durven en leren ze meer.
Voor de begeleiding van onze groep 8 leerlingen naar het voortgezet onderwijs (VO) volgen we de overdrachtsprocedure zoals die jaarlijks wordt opgesteld door het SWV Passend Wijs. De procedure houdt o.a. in dat er in november een eerste oriënterend gesprek plaats vindt tussen de leerkracht van groep 8 en de ouder(s)/verzorger(s) over de mogelijkheden en wensen van de leerling. In december volgt dan de uitnodiging aan ouder(s)/verzorger(s) om de scholenmarkt VO te bezoeken. In februari, vinden de eind-adviesgesprekken plaats met de leerling en de ouder(s)/verzorger(s). Daarna start het proces van aanmelding door de ouder(s)/verzorger(s). Tenslotte vindt in april de verplichte eindtoets plaats. De resultaten worden zowel naar leerling en ouder(s)/verzorger(s), als naar de betreffende school voor VO gecommuniceerd.
2.3 Werken met thema’s
Ontwikkelingsgericht onderwijs werkt met thema’s. Thema’s zijn bij uitstek geschikt om de link te leggen naar de samenleving. Vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, wetenschap en techniek en natuuronderwijs komen hierbij geïntegreerd aan bod. De eigen inbreng van de kinderen in deze thema’s is groot. Activiteiten op gebied van rekenen, schrijven, begrijpend lezen en spelling komen ook nog eens in alle thema’s voor. Als afsluiting volgt meestal een presentatie aan de groep, de hele school en/of de ouders. Een thema duurt circa zes tot acht weken. Het is daarom noodzakelijk dat je verschillende kanten op kan met een thema. Natuurlijk is het van groot belang dat de kinderen het thema interessant vinden. Vaak komt er in de klas een onderwerp naar voren, waar de kinderen meer over willen weten. Dat werkt de leerkracht dan uit tot een thema. Bij het thematiseren verbindt de leerkracht zijn bedoelingen met de betekenissen van kinderen. De traditionele schoolvakken: lezen, schrijven, taal en rekenen krijgen natuurlijk ook veel aandacht. Deels worden die verwerkt in de thema’s, maar we werken ook doelgericht met moderne methodes aan de verschillende basisvaardigheden. Binnen ons onderwijs besteden wij veel aandacht aan het zelfstandig leren werken. Kinderen werken achtereenvolgens met een planbord, dagtaak en weektaak. Hiermee maken ze zelf keuzes en dragen ze verantwoordelijkheid voor het eigen leren. Dit laatste komt ook tot uiting in de portfolio’s van de kinderen. Het is onderwijs op maat omdat je inspeelt op de capaciteiten en belangstelling van de kinderen waarbij ze ook met en van andere kinderen kunnen leren. Kinderen ontwikkelen door dit alles een actieve houding ten opzichte van leren.
Bij de thema’s horen excursies (themareizen). We gaan er dan ‘op uit’ om te onderzoeken hoe het er ‘in de echte wereld aan toe gaat’. Zo’n uitstapje heeft altijd een bredere bedoeling. Het is leuk en gezellig maar daarnaast wordt de onderzoekende houding van kinderen gestimuleerd. Het bezoek wordt voorbereid, bijvoorbeeld door met de klas te bespreken wat de kinderen te weten willen komen of wat ze verwachten te zien. Een dergelijke voorbereiding leidt tot activiteiten in de klas en zorgt dat de kinderen over het onderwerp lezen, tekenen, gesprekken voeren, presentaties houden, schrijven, bouwen enzovoort. Een themareis kan de inspirerende start zijn of dienen als afsluiting van een thema.
Ontwikkelingsgericht onderwijs verbindt een leerlinggerichte pedagogiek met een activerende didactiek. Het staat tussen methodegerichtheid en leerling gerichtheid, waarbij van beide aanpakken de goede kanten gebruikt worden. Tegelijkertijd vermijdt OGO de valkuilen van beide aanpakken. Het gevaar aan methodegerichtheid is dat de leerlingen ondergeschikt worden aan de methode. En bij een te sterke leerling gerichtheid is het gevaar dat de leerkracht te afwachtend is om te zien wat de leerling al kan. OGO is dus de gulden middenweg.
Belangrijke kenmerken ontwikkelingsgericht onderwijs op een rijtje:
- onderwijs wordt georganiseerd in thema’s, waarbinnen verschillende vakgebieden in verbinding met elkaar worden aangeboden.
- Leerkrachten en kinderen zijn deelnemers en geven samen het onderwijs vorm vanuit hun eigen rol, waarbij die van de leerkracht gezien kan worden als die van meer wetende partner.
- Leerkrachten ontwerpen betekenisvolle activiteiten.
- De activiteiten sluiten aan bij de actualiteit van de leerlingen.
- Leerkrachten stellen zowel doelen voor het vakgebied waarbinnen de activiteit valt, als doelen voor de kinderen (leerdoel en leesdoel/schrijfdoel/etc.).
- Leerkrachten maken gebruik van de doelencirkels van basisontwikkeling en van ogo in de bovenbouw.
- In de onderbouw is spel het uitgangspunt van het onderwijs, in de bovenbouw is onderzoek het uitgangspunt.
- Leerkrachten gebruiken de instrumenten uit HOREB om te plannen, voortgang weer te geven en te reflecteren.
- Kinderen zijn betrokken en actief tijdens de lessen.
- Kinderen nemen in elke bouw deel aan sociaal-culturele activiteiten als afsluiting van een thema en in de spelhoek.
Vanaf de start op Binnenstebuiten worden de kinderen al gestimuleerd om zo zelfstandig mogelijk te werken en te leren. Daarbij gaat het om zelf aan- en uitkleden, spullen pakken en weer opruimen, maar ook over samen plannen maken en overleggen. De kinderen werken o.a. met het planbord en dag- en weektaken. Hierdoor leren de kinderen plannen, zelfstandig werken en stimuleren we dat de kinderen zich zelf verantwoordelijk voelen voor hun ontwikkeling. Zelfstandigheid ontwikkelen is belangrijk voor de karaktervorming van de kinderen en voor de ontwikkeling van een goede leerhouding. Aangezien groepjes kinderen zelfstandig aan het werk zijn, kan een medewerker een bepaalde periode, in een klein groepje werken met kinderen. Werken in kleine groepen geeft de medewerker de gelegenheid om de begeleiding en instructie op maat te geven, ideeën van de kinderen en hun ervaringen in te passen in het onderwijs en hen nog beter te leren kennen.
2.4 Doelen
2.4.1. Doelen opvang
Kinderen van 0-4 jaar
Bij baby’s vinden wij het belangrijk om zoveel mogelijk rust en een duidelijke structuur te bieden. Het ritme van het kind is hierbij het uitgangspunt en we kijken goed naar zijn of haar behoeftes. De groepsruimte binnen het IKC is veilig ingericht met bij de leeftijd passend spelmateriaal. Onze medewerkers doen hun uiterste best om zo snel mogelijk een goede band met uw kind op te bouwen, zodat het zich veilig en geborgen voelt.
Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen en daarmee de voorbereiding op de basisschool zien wij als een belangrijke taak. Deze taak wordt in toenemende mate in samenspraak en samenwerking met het basisonderwijs ingevuld. Wij geven kinderen de gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties en bieden regels, normen en waarden. Binnen de persoonlijke competenties is er aandacht voor
- zelfvertrouwen
- zelfstandigheid en zelfredzaamheid
- motorische ontwikkeling
- ontwikkelen van de zintuigen
- cognitieve ontwikkeling
- creatieve ontwikkeling
- taalontwikkeling
Kinderen van 4-13 jaar
De uitgangspunten van de ontwikkeling bij kinderen van 0 tot 4 jaar worden voortgezet bij kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar. Toch vraagt deze leeftijdscategorie deels ook om een andere of aanvullende aanpak.
Kinderen leren elke dag. Leren op de BSO is anders dan op school; spelend leren staat centraal. De kinderen zijn op een leeftijd om specifieke talenten te ontwikkelen. Ze blijken ergens goed in te zijn en bouwen dat verder uit. De kern van de ontwikkeling van kinderen tussen 4 en 13 jaar is dat zij steeds zelfstandiger worden. Wij doen recht aan deze zelfstandigheid door kinderen de keuze te laten aan welke activiteit zij willen deelnemen. De buitenschoolse opvang is vrije tijd van kinderen. Wij respecteren daarin de vrije keuze van kinderen en dragen tegelijkertijd zorg voor een veelzijdig aanbod. Kinderen in de buitenschoolse opvang denken, praten en beslissen zelf mee over dit aanbod.
2.4.3 De kerndoelen (onderwijs)
Ons onderwijsaanbod moet voldoen aan de kerndoelen voor het basisonderwijs zoals die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn vastgesteld. Deze kerndoelen kun je onderscheiden in twee soorten. Leergebied overstijgende kerndoelen en de leergebied specifieke kerndoelen.
De leergebied overstijgende kerndoelen
Dit zijn kerndoelen die gericht zijn op het ontwikkelen of bevorderen van algemene vaardigheden en worden daarom niet ondergebracht bij een specifiek leergebied. Deze doelen hebben betrekking op het gehele onderwijsaanbod van de basisschool:
- Ontwikkelen van individuele en zelfstandige werkhouding
- Leren werken volgens plan (planmatig werken)
- Gebruik kunnen maken van verschillende leerstrategieën
- Ontwikkelen van een zelfbeeld
- Leren omgaan met anderen, sociaal gedrag ontwikkelen
- Om weten te gaan met de nieuwe media (ICT)
De leergebied specifieke kerndoelen
Dit zijn de kerndoelen die betrekking hebben op een bepaald vakgebied en zijn omschreven door het ministerie van OC&W:
- Nederlandse taal
- Engelse taal
- Rekenen/Wiskunde
- Oriëntatie op mens en wereld (aardrijkskunde, geschiedenis, samenleving, techniek, milieu, bevordering gezond gedrag, natuur- en milieu- educatie
- Lichamelijke opvoeding (bewegingsonderwijs)
- Kunstzinnige oriëntatie (tekenen en handvaardigheid, muziek, spel/bevordering van het taalgebruik, beweging)
- Het bedrijven van actief burgerschap. Bij het bedrijven van actief burgerschap gaat het om begrippen als sociale vaardigheden, beleefdheid en fatsoen, het kennismaken met andere culturen, de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, vrijheid van meningsuiting, de kennis van godsdienstige en levensbeschouwelijke waarden en kennis, democratie en de school als oefenplaats voor integratie, burgerschap en cohesie.
Wij werken met de volgende methoden:
- Taaljournaal, taal;
- Pluspunt, rekenen;
- Schrift, schrijven;
- Thematisch volgens OGO, geïntegreerd zaakvakonderwijs;
- Groove me
- Nieuwsbegrip XL, begrijpend lezen
Het technisch leesonderwijs wordt middels de inhoud van de onderwerpen van de thema’s aangeboden.
Het werken in de hoeken
Het leren lezen en rekenen begint al in groep 1. Vanuit het rollenspel in de huishoek, de winkel, de trein, of de spreekkamer van de dokter leren kinderen al spelend wanneer je gebruik maakt van de geschreven taal of van getallen en rekenen. Voorbeelden: de krant lezen in de wachtkamer, het afsprakenboek van de dokter, het boodschappenlijstje, huisnummer, telefoonnummer, het nummer van de buslijn, de prijs van een brood, één appel of twee appels. Het is eerst allemaal ‘doen alsof’, maar zo gauw een kind eraan toe is, mag het leren lezen en krijgt het cijfer- en lettermateriaal aangeboden. Vanaf groep 3 bewaken we de ontwikkeling en het niveau van de vakgebieden zoals lezen, schrijven, spellen, rekenen en wereldoriëntatie door gebruik te maken van onze thema’s en moderne lesmethoden.
2.5 Zorg voor alle kinderen
Passend onderwijs is eigenlijk niets anders dan goed onderwijs voor elk kind! Dat begint op IKC Binnenstebuiten. Het kan voorkomen dat kinderen andere behoeften hebben. Daartoe hebben we een structuur ontwikkeld van 0-13 jaar die voorziet in ondersteuning aan die kinderen die dat nodig hebben. Ondersteuning omdat de ontwikkeling anders verloopt, het leren moeilijker gaat, omdat een kind uitdaging mist of omdat extra begeleiding nodig is vanwege een beperking of een gedragskenmerk. Voor kinderen die een extra uitdaging nodig hebben we de plusgroep. Via de wet ‘Weer samen naar School’ (WSNS) bevordert de overheid dat ieder kind, als het maar enigszins mogelijk is, naar een gewone basisschool kan gaan. Om dat laatste te realiseren, is er sprake van een goede samenwerking binnen het Integraal Kind centrum. De kinderen worden regelmatig besproken en overgedragen aan medewerkers en/of leerkrachten. De intern begeleidster wordt al vroeg betrokken bij de specifieke hulpvragen van alle kinderen op het IKC Binnenstebuiten.
2.5.1 Opvang
In de zorg rondom de aan ons toevertrouwde kinderen is de ontwikkelingsbehoefte van ieder kind het uitgangspunt. Dat betekent voor onze pedagogisch medewerkers dat zij zich hier in hun dagelijkse werkzaamheden door laten leiden. Om het kind goed in beeld te krijgen en te houden en op die manier ook het juiste aanbod te kunnen doen, is het stelselmatig handelingsgericht observeren en evalueren van groot belang.
In de gemeente Lingewaard nemen alle instellingen die met kinderen werken deel aan de Lingewaardse Overdracht- en Verwijsprocedure (LOV). We brengen de ontwikkeling van onze peuters in kaart via het volgsysteem Kijk! Met het inzetten van een ontwikkelvolgsysteem brengen we overzichtelijk het ontwikkelingsverloop van jonge kinderen in beeld. Op die manier kunnen we eventuele achterstanden en voorsprongen tijdig signaleren en ons handelen afstemmen op de behoeften van kinderen. Door kinderen langere tijd nauwgezet te observeren in allerlei dagelijkse situaties krijgen we inzicht in het ontwikkelingsverloop.
Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo.
Gelukkig is er bij de meeste kinderen geen reden tot zorg. Onze pedagogisch medewerkers volgen de ontwikkeling van het kind en observeren:
- omgaan met zichzelf en met anderen (zoekt bewust contact met de omgeving, is op zichzelf gericht, maakt kenbaar wat het wil, zoekt andere kinderen op, is betrokken bij de pedagogisch medewerker)
- zelfredzaamheid (is wel/niet zindelijk, kleedt zichzelf uit, wast zelf handen)
- spelontwikkeling (speelt naast kinderen, toont interesse in andere kinderen, speelt met andere kinderen, imiteert spel, speelt rollenspel)
- spraak- taalontwikkeling (articulatie, begrijpt eenvoudige opdrachten, woordenschat, spreek in 3-4 woordzinnen)
- grote en kleine motoriek (tilt hoofd op, kan zitten, kan staan, rent en springt, pakt voorwerpen vast, pakt met duim en vinger, eet zelf met lepel, kan knippen)
- cognitieve ontwikkeling (reageert op gezichten, onderzoekt allerlei dingen, houdt aandacht vast, vraagt, legt verbanden)
- ontluikende geletterdheid (heeft belangstelling voor boeken, vindt voorlezen leuk, krijgt interesse in geschreven tekst)
- ontluikende gecijferdheid (interesse in getallen, cijfers, kent wat cijfers, steekt het juiste aantal vingers op wanneer hij vertelt hoeveel jaar hij is)
Hoewel in de BSO geen gebruik wordt gemaakt van een kindvolgsysteem, maakt observatie ook daar deel uit van de dagelijkse praktijk van pedagogisch medewerkers. De kinderen worden in hun welzijn gevolgd. De pedagogisch medewerkers hebben een signalerende functie en zullen opvallende zaken in de ontwikkeling van een kind bespreken met de ouders. Als er reden is tot zorg, nemen we contact op met de ouder/verzorger. In ons IKC Zorgplan staan de stappen omschreven die genomen kunnen worden als er een (dreigende) achterstand of voorsprong gesignaleerd wordt. Wij stellen ouders in kennis van de stappen die wij nemen.
Als de zorg door ouders wordt gedeeld en zij toestemming geven voor het consulteren van externe deskundigheid dan hebben wij ervaring met een aantal vaste en zeer deskundige gesprekspartners. Afhankelijk van de aard van zorg kunnen partners vanuit school, hulpverlening of gemeentelijke team uitgenodigd worden in een zogenaamde ‘ronde tafel’ bijeenkomst. In bijzijn en samenspraak met ouders proberen we tot een gerichte ondersteuning te komen.
2.6 Passend (onder)wijs
Met de invoering van Passend Onderwijs op 1 augustus 2014 krijgen scholen in Nederland zorgplicht en daarmee de verantwoordelijkheid om alle kinderen een passende onderwijsplek te bieden. Het doel van deze zorgplicht is dat geen enkele leerling meer tussen de wal en het schip valt.
Alle schoolbesturen in Nederland hebben van het Ministerie van OCW de opdracht gekregen om in nieuwe regionale samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs te gaan verzorgen voor alle kinderen in de eigen regio. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van SWV ( samenwerkingsverband) Passend Wijs. Ons schoolbestuur; Wonderwijs, heeft zich net als de andere schoolbesturen in de regio bij Passend Wijs aangesloten. Zie ook: www.swv-passendwijs.nl/
Met onze zorgstructuur kunnen we veelal passend onderwijs bieden aan al onze kinderen. Hoe wij dat doen staat in ons Schoolondersteuningsprofiel (SOP) beschreven. Deze vindt u op de website www.ikc-binnenstebuiten.nl
Als onze school deze zogenaamde basisondersteuning zelf niet kan bieden zullen wij in overleg met de ouders er voor zorgen dat er een school gevonden wordt die wel een passend aanbod kan doen en uw kind kan toelaten. Met de inwerkingtreding van passend onderwijs hebben wij als verwijzende school die verantwoordelijkheid. Wij vinden het daarbij belangrijk dat er met u overlegd wordt, welke school in uw situatie passend is voor uw kind.
Voor meer en uitgebreidere informatie verwijzen wij u naar een door de overheid speciaal gemaakte informatiefolder. Via deze link kunt u de folder downloaden; www.passendonderwijs of www.5010.nl
De contactgegevens vindt u in hoofdstuk 8 De namen en adressen.
Intern begeleider (IB)
De intern begeleiders zijn verantwoordelijk voor passend onderwijs op onze school. Zij zijn vrij geroosterd om deze taken uit te voeren en ondersteunen ouders en medewerkers in de begeleiding van de kinderen die specifieke behoeften hebben. In sommige gevallen schakelen wij, na overleg met de ouders, externe instanties in.
Wij doen als team ons uiterste best elk kind de aandacht te geven die het nodig heeft. Voor kinderen met een specifieke onderwijsbehoefte kunnen we het volgende bieden:
- Extra instructie, ander soort instructie of oefenstof op maat
- Begeleiding bij problemen in taak- en werkhouding of gedrag
- Observatie met adviezen door IB-er
- Een bespreking in multidisciplinair team
- Het opstellen van een handelingsplan
- Verder onderzoek doen
- Contact leggen met het ondersteuningsteam van het samenwerkingsverband PassendWijs
Als een kind, ondanks deze inspanningen, onvoldoende ontwikkeling laat zien volgt er een gesprek met ouders en worden andere opties besproken.
- Een kind kan nog onrijp of jong zijn, dan is een extra jaar in dezelfde groep een goede oplossing.
- Indien een kind daar niet voor in aanmerking komt bestaat er de mogelijkheid om een arrangement aan te vragen binnen ons samenwerkingsverband Passend Wijs. Een arrangement houdt in extra begeleidingstijd of hulpmiddelen toegespitst op de onderwijsbehoefte van een kind.
- In sommige gevallen wordt besloten dat een kind beter past op een reguliere school in de buurt of op een school voor speciaal (basis) onderwijs. Al deze beslissingen worden altijd samen met u, de ouders, genomen.
In augustus 2014 is de wet op passend onderwijs ingegaan. Sinds dat moment valt onze stichting onder samenwerkingsverband Passend Wijs. Op de site www.swv-passendwijs.nl leest u alles over passend onderwijs.
Ondersteuningsteam
Om er voor te zorgen dat kinderen snel geholpen kunnen worden, werken de intern begeleiders nauw samen met de jeugdarts en maatschappelijk werk. Dit is georganiseerd in een ondersteuningsteam. Tijdens het ronde tafel gesprek bespreken zij, samen met de ouders, de kinderen met de jeugdarts en het maatschappelijk werk. Soms zijn problemen ingewikkeld of zijn ze niet school gebonden. Op dat moment wordt het advies team ingeschakeld en word ter een ronde tafel gesprek georganiseerd. Hierin kunnen o.a. deelnemen ; de jeugdarts, maatschappelijk werk, leerplichtambtenaar, medewerker PassendWijs en de politie. In alle gevallen vraagt de leerkracht of intern begeleider toestemming om uw kind in één van de bijeenkomsten te bespreken.
Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling
Op 1 juli 2013 is de wet Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling in werking getreden. Deze Meldcode helpt professionals om op een zorgvuldige wijze te handelen bij mogelijke signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Per 1 januari 2019 is de meldcode veranderd. Het wordt een professionele norm om melding te doen bij Veilig Thuis als er vermoedens zijn van acute en structurele onveiligheid. De 5 stappen uit de meldcode blijven bestaan, maar stap 4 en 5 worden aangepast. In stap 5 vervalt het onderscheid tussen hulp verlenen of melden. De beroepskracht neemt in de nieuwe situatie twee losse besluiten:
Is melden bij Veilig Thuis noodzakelijk?
Is zelf hulp bieden of organiseren ook (in voldoende mate) mogelijk?
Als hulpmiddel om te komen tot het besluit om te melden is het per 1 januari 2019 verplicht om als beroepskracht een afwegingskader te gebruiken in stap 4 en 5 van de meldcode.
De intern begeleiders zijn getraind om volgens het stappenplan in deze Meldcode te handelen. Ook onze vrijwilligers en stagiaires worden geschoold om met de Meldcode te kunnen werken. Er is een infographic beschikbaar en zichtbaar in school waarin de stappen zichtbaar zijn.