10
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen
Wij vinden het erg belangrijk dat de ontwikkeling van de kinderen nauwkeurig wordt bijgehouden zodat wij bijzonderheden tijdig kunnen signaleren. Met behulp van observaties, verslag van gesprekken met ouders en kinderen, verslagen externen (logopedist, psycholoog, ergotherapeut, enz.), gemaakte afspraken, methodegebonden toetsen en uitslagen van Cito-toetsen; lezen (DMT en AVI), rekenen, spelling, begrijpend lezen krijgen de leerkrachten een duidelijk beeld van de manier waarop een kind zich ontwikkelt.
Hierdoor is het mogelijk de leerstof zoveel mogelijk passend te maken voor de kinderen.
De Cito-toetsen worden in de maanden januari/februari en mei/juni in de groepen 3 t/m 8 afgenomen. De resultaten worden ingevoerd in het digitale Leerling Volg Systeem (LVS) ‘Parnassys’. De Cito-toetsen worden geanalyseerd door de leerkracht zodat hij/zij weet waar de leerling ondersteuning nodig heeft. Tevens bieden Cito-toetsen de mogelijkheid om de leerlingen en de school te vergelijken met het landelijk gemiddelde.
Naast bovengenoemde middelen gebruiken we voor spelling het PI-dictee en bij rekenen het Rekenmuurtje van Bareka om te weten welke specifieke hiaten er zijn en om daar interventies op te doen.
Door alle gegevens van een leerling gedurende zijn basisschooltijd te bewaren, kunnen wij de ontwikkeling van een leerling volgen.
De start voor een LVS wordt al gemaakt in de vorm van een oudervragenlijst. De ouder van een nieuwe leerling krijgt een vragenlijst met vragen over o.a. de gezondheid, het welbevinden, de betrokkenheid en de ontwikkeling van het kind. Wij horen graag wat u opvalt aan uw kind of hoe u vindt dat uw kind iets doet. Zoals: heeft het vaak last van de oren, allergieën, andere ziekten, dyslexie in de familie, vindt u dat uw kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft, etc. Wij verwerken deze gegevens in ons leerlingvolgsysteem. Daarnaast krijgen wij het overdrachtsformulier van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf.
Wij werken met een digitaal rapportfolio: ‘Mijn Rapportfolio’. Wij hebben hiervoor gekozen omdat het een levend document is van het kind, leerkracht en ouders. Gedurende het schooljaar kunnen zaken worden aangepast en kan het kind erin kwijt waar hij trots op is, het zogenaamde ’bewijs van leren’.
De leerkrachten geven hierin de vaardigheidsgroei van de kinderen weer voor het vakgebied IPC, de kinderen beoordelen ook zichzelf op deze onderdelen. Ook vullen de kinderen de onderdelen in: ‘zo ben ik, zo werk ik en mijn talenten’. Naast IPC rapporteren wij ook de andere vakgebieden in Mijn Rapportfolio.
Als bijlage worden de uitslagen van de Cito-toetsen toegevoegd.
In augustus/september heeft de leerkracht samen met de ouders en het kind een startgesprek om kennis te maken en te bespreken wat het kind dat jaar wil leren en bij geholpen wil worden. In november is het Rapportfolio ingevuld en kunnen ouders dit thuis inzien. Mochten ouders of de leerkracht behoefte hebben aan een gesprek naar aanleiding van Mijn Rapportfolio, dan kan dat worden ingepland. In maart is het Rapportfolio opnieuw ingevuld en worden alle ouders uitgenodigd voor een oudergesprek. In juni is het Rapportfolio voor de laatste keer ingevuld.
U kunt altijd een afspraak voor een gesprek over de vorderingen van uw kind met de leerkracht maken. Als de leerkracht het nodig vindt uw kind te bespreken zal deze contact met u opnemen.
Wat gebeurt er met kinderen die extra ondersteuning nodig hebben
Op onze school werken we met de digitale groepskaart, onderwijsplannen en dagplanningen. De leerkracht stelt na afname van de (Cito)toetsen en/of observatie, tenminste tweemaal per jaar de onderwijsplannen bij. Na het bijstellen worden ze besproken met de IB-er in de groepsbespreking. De bedoeling hiervan is om te kijken of kinderen zich goed ontwikkelen, wat goed werkt bij het kind en of het haalbaar is voor de leerkracht/de school.
Wij hanteren in de groepen 1 en 2 protocollen voor de overgang. Dit betekent dat wij criteria hebben voor kleuters die naar een hogere groep gaan maar ook voor kleuters met een specifieke onderwijsbehoefte. Wij willen de kinderen zoveel mogelijk de ondersteuning geven die zij nodig hebben.
Vanaf groep 3 gebruiken wij methodes die daar rekening mee houden. De leerstof en verwerking wordt op verschillende niveaus aangeboden (minimumlesstof, basisstof en verrijkingsstof). De leerkracht creëert daarbij regelmatig momenten (uitgestelde aandacht, week-/ dagtaak) waarop hij met een kind of een groepje extra aan het werk gaat.
Wanneer het gewenst is dat een kind nog intensiever wordt begeleid, is het mogelijk dat het daarvoor ondersteund wordt door de leerkracht of een onderwijsassistent. Dat is iemand die extra ondersteuning zowel binnen als buiten de groep biedt. De leerkracht bepaalt op welke manier die ondersteuning zal worden gegeven. Als kinderen extra ondersteuning nodig hebben, bespreken we dat met de ouders. Als wij er als school, samen met de ouders, niet uitkomen dan kunnen wij een ondersteuner (OT-er) van het samenwerkingsverband inschakelen. Samen kijken wij wat het kind nodig heeft. Wij werken hierbij handelingsgericht, een systematische manier van werken waarbij het aanbod afgestemd is op de onderwijsbehoefte van het kind. Dit zetten wij in een groeidocument/ontwikkelingsperspectief. Het gaat hierbij om de onderwijsbehoefte van de leerling en de vaardigheden van de leerkracht.
Dat er gedifferentieerd wordt binnen een basisschool is logisch. Niet ieder kind zal uitstromen op HAVO/VWO niveau. Sinds augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van toepassing. Referentieniveaus zorgen dat het voortgezet onderwijs goed aansluit op het basisonderwijs en daarna weer op het vervolgonderwijs (MBO, HBO, universiteit). De niveaus bepalen welke stof een kind moet beheersen in welke fase van zijn schoolloopbaan. Het grootste verschil met de kerndoelen (doelen die aangeven welke leerstof elke school minimaal moet behandelen) is dat de kerndoelen een aanbodverplichting hebben en referentieniveaus een opbrengstverplichting. Elke school moet dus aanbieden wat er in de kerndoelen staat, maar de opbrengstverplichting van de referentieniveaus gaat iets verder: de school moet de stof niet alleen aanbieden, de kinderen moeten de stof ook gaan beheersen. Het basisniveau 1F is het niveau dat kinderen aan het einde van de basisschool minimaal zouden moeten beheersen. Het gewenste niveau ligt hoger. De overheid heeft de wens dat het grootste deel van de leerlingen aan het eind van de basisschool een hoger niveau behaalt, het streefniveau 1S. Niet alle kinderen zullen het streefniveau halen. Voor ongeveer een derde van de kinderen is dat te hoog gegrepen. Rond groep 6 wordt meestal duidelijk op welk niveau het kind ongeveer afstevent. De inzet is dat het kind minimaal het basisniveau 1F haalt aan het eind van de basisschool. Ook zijn er kinderen die juist een hoger niveau halen op de basisschool. Wij kijken naar waar een kind zijn talenten heeft. Dat kan zijn op reken- of taalgebied maar ook op het creatieve gebied.
Op cognitief gebied zijn dit meestal de kinderen die I of II scores behalen op de Cito-toetsen, een goede werkhouding hebben, snel verbanden zien, doordenken, analyseren en vragen stellen, logisch redeneren, etc.
Samen met deze kinderen wordt gekeken wat zij nodig hebben om zich verder te ontwikkelen bij bepaalde vakgebieden en persoonlijke doelen. Welke leerstof biedt hen uitdaging, zowel op het gebied van rekenen, IPC, bepaalde thema’s en creatief denken. Wij werken dan vooral aan het hogere orde denken (Taxonomie van Bloom) en de persoonlijke doelen (executieve functies). Eén dagdeel in de week is hiervoor een extra leerkracht beschikbaar die in de gesprekken met de kinderen aandacht besteedt aan hun doelen en ontwikkelpunten. We leren ze reflecteren op zichzelf. De verwerking vindt zoveel mogelijk plaats tijdens de reguliere lessen (weektaak) van de groep. Er wordt meer tijd gecreëerd door deze kinderen minder reguliere stof te laten verwerken. Bij rekenen wordt o.a. de methodetoets vooraf afgenomen zodat duidelijk is wat het kind nog moet oefenen en wat hij al beheerst. Onderhouden van de leerstof is hierbij wel belangrijk.
Kinderen op onze school die meer leertijd en ondersteuning nodig hebben om de leerstof eigen te maken krijgen extra herhaling door de leerkracht en onderwijsassistenten. Hierbij kunnen verschillende hulpmiddelen worden ingezet. Er wordt samen met het kind gekeken of het een goede interventie is en het resultaat heeft.
Soms vragen we ouders om thuis ook extra aandacht aan een vakgebied te besteden. De leerkracht geeft dan aan wat u thuis kunt doen.
Voor sommige kinderen is de basisstof te moeilijk, toch streven wij er naar deze kinderen op onze school te houden en hen passend onderwijs te bieden. We kijken samen met de ouders welke ondersteuning het kind nodig heeft en worden de leerstof en de einddoelen aangepast. Dat betekent dat het kind bij dat vakgebied niet meer met de groep meedoet maar ‘passend’ onderwijs krijgt. Voor dit kind maken we een OPP (OntwikkelingsPersPectief). Daarin komt te staan welke doelen we per half jaar voor dit kind willen behalen en hoe we dat doen. Hierbij wordt meestal de ondersteuning van het samenwerkingsverband ingeschakeld d.m.v. de aanvraag van een arrangement. Elk halfjaar wordt met de ouders (en eventueel ondersteuners van het samenwerkingsverband) het OPP besproken en geëvalueerd.
Het kan ook zijn dat de school en ouders geen antwoord hebben op de ondersteuningsvraag van het kind en dat de school en ouders een hulpvraag hebben, dan kan een vraag gesteld worden aan het samenwerkingsverband PassendWijs of Kentalis. Wij kunnen een interventie aanvragen bij het samenwerkingsverband. Een ondersteuner (OT-er) komt dan op school kijken en geeft adviezen aan de school. Mocht dat onvoldoende baat hebben dan maken we een ontwikkelingsperspectief en vragen een arrangement aan bij ‘Kentalis’ (problematiek op taalgebied) of bij het samenwerkingsverband ‘PassendWijs’ (gedrag en beperkingen). Ouders zijn van deze stappen altijd op de hoogte. Een toegewezen arrangement geeft aan in welke mate de school middelen krijgt om het kind extra te ondersteunen.
Er kan ook hulp van externen wordeningeschakeld. U moet hierbij denken aan bijvoorbeeld een logopedist, Kentalis, ergotherapeut, fysiotherapeut, schoolmaatschappelijk werk, de jeugdarts, psycholoog, orthopedagoog, enz. De bedoeling is dan wel dat de externe hulpverlener aansluit bij de hulpvraag van de school en dat er aan eenzelfde doel wordt gewerkt. Externen kunnen adviezen geven of verder onderzoek doen.
Als we als school, ouders en samenwerkingsverband tot de conclusie komen dat school de gewenste zorg niet kan bieden, dan gaan de betrokkenen op zoek naar passend onderwijs op een andere school. Dit kan ook het Speciaal (Basis) Onderwijs (SBO/SO) zijn. Hiervoor moet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) bij het samenwerkingsverband PassendWijs worden aangevraagd. Zij kijken mee welk onderwijs het beste bij uw kind past en geven uiteindelijk de toestemming naar welk type onderwijs uw kind mag.
Leerlingondersteuning door externen onder schooltijd
Omdat we in toenemende mate geconfronteerd worden met het feit dat ouder(s)/verzorger(s) op eigen initiatief en voor eigen rekening externe hulp inschakelen om extra ondersteuning voor hun kinderen te organiseren, is er een protocol opgesteld getiteld: ‘Leerlingenzorg door externen onder schooltijd’. U kunt het protocol vinden op de website van onze school.
Leerlingen die extra ondersteuning vragen
Onze school heeft als taak voor ieder kind een zoveel mogelijk afgestemd onderwijsaanbod te realiseren. In de wet passend onderwijs is opgenomen dat ouders hun kind schriftelijk bij de school van voorkeur aanmelden. Scholen moeten ouders vragen of ze hun kind al eerder bij een andere school hebben aangemeld. Dat doen wij dus ook. De schriftelijke aanmelding betekent in de praktijk dat ouders een aanmeldingsformulier van de school invullen en ondertekenen. Dit moet minimaal 10 weken voordat het kind 4 jaar wordt. Ouders hebben informatieplicht, dat betekent dat zij verplicht zijn informatie over hun kind te geven.
Het aanmeldingsformulier, de intake, eventueel aangevuld met informatie van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, zijn een belangrijke basis voor de school om vast te stellen of uw kind extra ondersteuning nodig heeft.
Bij aanmelding stelt de school zich de volgende vragen:
- Wat is nodig om het kind op de school te laten functioneren?
- Welke mogelijkheden ziet de school?
- Is de school in staat de begeleiding te bieden?
Voordat de school overgaat tot de toelating van een kind met een ondersteuningsbehoefte dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden tussen wat het kind nodig heeft en wat de school kan bieden.
De school kent ook haar onmogelijkheden in het begeleiden van kinderen:
- Een zodanige verstoring van rust en veiligheid binnen de groep, waardoor het leerproces van groepsgenoten wordt belemmerd.
- Een zodanige samenstelling van de groep waardoor wij het kind niet de aandacht kunnen geven die het nodig heeft.
- In de verhouding tussen verzorging/behandeling en het onderwijsaanbod dient het onderwijs te prevaleren.
- De vraag of er voldoende expertise aanwezig is op school of te regelen is.
Een plaatsing in het regulier basisonderwijs moet het kind optimale ontwikkelingskansen bieden. Hoewel onze school het als haar taak ziet in voldoende mate af te stemmen op de onderwijsbehoeften, kan de ontwikkeling van sommige kinderen beter begeleid worden door een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.
Bij zorgen of vragen kunnen wij als school ook een beroep doen op:
De schoollogopedist
Als de problemen op taal- of auditief gebied liggen, kan het zijn dat ons advies is uw kind een keer door de schoollogopedist te laten testen. De schoollogopedist behandelt geen kinderen maar test alleen kinderen en geeft adviezen of verwijst door. Bij alle kleuters die het jaar daarop naar groep 3 gaan, wordt een taal- en een auditieve screening afgenomen. Als uw kind naar de schoollogopedist is geweest krijgt u altijd een verslag, dit kan zowel schriftelijk, telefonisch of d.m.v. een persoonlijk gesprek zijn.
Jeugdgezondheidszorg
De afdeling JGZ (JeugdGezondheidsZorg) bij de GGD van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden onderzoekt alle kinderen op 5/6 jarige leeftijd en op 10/11 jarige leeftijd. De kinderen die het betreft krijgen vragenlijsten thuisgestuurd. Aan u het verzoek deze zo snel mogelijk in te leveren bij de leerkracht.
De doktersassistente doet het onderzoek. Op de eerste onderzoeksdag legt zij de kinderen uit wat er gaat gebeuren. Bij dit onderzoek worden de kinderen zonder ouder gezien. De doktersassistente doet geen uitgebreid onderzoek, maar kijkt of er aanleiding is om nader onderzoek te doen. Ze bekijkt daarvoor eerst de vragenlijst en doet een aantal testjes (ogen, oren, lengte, gewicht). Na het onderzoek vult de doktersassistente een formulier met de resultaten van het onderzoek in. Dit formulier krijgt uw kind in een envelop mee naar huis. Op het formulier staat ook of u een uitnodiging krijgt voor het spreekuur van de jeugdverpleegkundige of jeugdarts. Als er aanleiding voor is (uit een test of als u op de vragenlijst zorgen hebt aangegeven) zorgt ze voor verwijzing naar het spreekuur van de jeugdarts of jeugdverpleegkundige. Meer informatie over de gezondheid van kinderen vindt u op: www.vggm.nl/ggd/jeugd_en_gezondheid
De jeugdverpleegkundige ziet vooral kinderen met problemen op het gebied van slapen, eten, voeding, beweging, sport/spel, sociale weerbaarheid, pesten, opvoeding en zindelijkheid. De school maar ook de ouders kunnen via de leerkracht of IB-er hun kind hiervoor aanmelden. U ontvangt via de GGD Gelderland Midden een uitnodiging.
De jeugdarts heeft regelmatig spreekuur op de basisscholen in Elst. Zij ziet kinderen die problemen hebben met de lichamelijke ontwikkeling en/of klachten op dit gebied (bijv. gehoor, gezichtsvermogen, lengte- en/of gewicht, motoriek, etc.) of problemen/klachten hebben op het gebied van de psychosociale ontwikkeling of sociale omgang met leeftijdsgenootjes.
Het kan zijn dat uw oproep voortvloeit vanuit het consultatiebureau. De leerkracht of IB-er kan u ook adviseren om met uw kind naar de jeugdarts te gaan. U kunt ook zelf bij hen aangeven graag een afspraak te willen.
De IB-er meldt uw zoon/dochter dan aan en u krijgt de oproep voor het spreekuur thuisgestuurd.
Schoolmaatschappelijk werk
Het schoolmaatschappelijk werk (SMW) is erop gericht om in een zo vroeg mogelijk stadium problemen te signaleren en zo nodig op te pakken. Hiermee kan schooluitval of escalatie van problemen worden voorkomen. Misschien is het al een tijdje zo dat uw kind slechter slaapt of eet, veel ruzie maakt of juist veel stiller is dan normaal. Wanneer u zorgen heeft over uw kind, neem dan contact op met het schoolmaatschappelijk werk.
Onze schoolmaatschappelijk werker is: Laura Thijsen. Zij is te bereiken op M: 06-30828683
E: Lthijsen@stmr.nl
Jeugdhulp gemeente Overbetuwe
Om problemen sneller te signaleren en de zorg voor kinderen te verbeteren is in de gemeente Overbetuwe een integrale ondersteuningsstructuur opgezet. Uitgangspunt daarbij is dat problemen rond het kind snel gesignaleerd worden en er snel en adequaat gekeken kan worden wat er nodig is thuis en op school zodat het kind zich optimaal kan ontwikkelen.
Er zijn twee pijlers:
Het rondetafelgesprek: Deze staan een aantal keren per schooljaar ingepland maar kunnen, als dat gewenst is, ook worden georganiseerd op korte termijn. De ouders, leerkracht, intern begeleider aangevuld met eventueel de jeugdarts, schoolmaatschappelijk werker en/of een orthopedagoog van het samenwerkingsverband sluiten hierbij aan. Er wordt dan besproken wat er aan de hand is met een kind, wat voor hulp de ouders of het kind nodig heeft, welke adviezen de school het beste kan geven en wie die hulp het beste kan geven. Het gaat erom snel in actie te komen en de zorg goed op elkaar af te stemmen zodat er adequaat gehandeld kan worden.
Het LEJO (Lokaal Expertiseteam Jeugd Overbetuwe): Integrale en adequate samenwerking rondom jeugd en gezin. In dit team zitten o.a. de jeugdarts, schoolmaatschappelijk werk, kernteam, Jeugdbescherming Bureau Gelderland. Indien noodzakelijk wordt de basisschool hierbij uitgenodigd.
Daarnaast kunt u bij de jeugdconsulenten bij het Sociaal Domein terecht voor aanvragen voor dyslexieonderzoek en psycho-(diagnostisch) onderzoek.
Ook heeft de gemeente jeugdconsulenten in dienst.
Als uw kind hulp of ondersteuning nodig heeft, dan kunnen wij of u dit overleggen met de jeugdconsulenten. Ook voor IQ onderzoek of dyslexieverklaringen kunt u bij hen terecht. Zij bekijken samen met u of u voor vergoeding van de gemeente in aanmerking komt.